
Wat zijn de Verdragen van Genève?
De Verdragen van Genève zijn internationale verdragen die, samen met de drie aanvullende protocollen, de basis vormen van het internationaal humanitair recht (IHR). Ze zijn bedoeld om oorlogen humaner te maken door internationale regels vast te leggen die in elk gewapend conflict moeten worden nageleefd.
De Verdragen van Genève beschermen personen die niet deelnemen aan vijandelijkheden ("civielisten, medisch personeel of medewerkers van humanitaire organisaties") of die er niet meer aan kunnen deelnemen (“gewonde, zieke en schipbreukelingen en krijgsgevangenen”).
De bepalingen van de vier verdragen van 12 augustus 1949 hebben betrekking op gewonden en zieken van strijdkrachten te velde (Verdrag van Genève I), gewonden, zieken en schipbreukelingen van strijdkrachten op zee (Verdrag van Genève II), krijgsgevangenen (Verdrag van Genève III) en Civilisten in oorlogstijd (Verdrag van Genève IV).
In 1977 werd het aangevuld met twee aanvullende protocollen, die voor het eerst regels voor de behandeling van strijders en gedetailleerde richtlijnen voor interne conflicten integreerden in de context van de Verdragen van Genève. In 2005 werd een derde aanvullend protocol aangenomen om een extra symbool van bescherming in te voeren.
Wees menselijk, zelfs in oorlog
Dit principe is de leidraad van de vier Verdragen van Genève van 12 augustus 1949.
Schendingen van het internationaal humanitair recht hebben dramatische gevolgen voor de civiele bevolking. Regeringen hebben zich er bij verdrag toe verplicht de bepalingen ervan na te leven. Dit versterkt de individuele en collectieve verantwoordelijkheid. Het internationaal humanitair recht verplicht staten om alle noodzakelijke wetgevende en gerechtelijke maatregelen te nemen om personen te vervolgen die ernstige misdaden hebben begaan of daartoe opdracht hebben gegeven. Iedereen die de verdragen schendt, begaat een schending van het internationaal recht en wordt zwaar gestraft.